Voor basisschoolleerlingen is het een spannende week: ze maken de doorstroomtoets. Dat kan zijn Cito, IEP, Route 8, Dia, AMN of DOE. De uitslag van deze toetsen bepaalt voor een groot deel op welk niveau en op welke middelbare school ze terechtkomen. En dat is niet een praktijkschool, hopen veel ouders.

Naast de uitslag van de doorstroomtoets is er ook het schooladvies. Als er een verschil zit tussen dat advies en de uitslag van de toets, moet de basisschool het advies naar boven bijstellen. Dat is dan meestal een advies voor theoretisch onderwijs. De praktijkscholen in het vmbo-onderwijs zien daarvan de nadelen: ze kregen minder aanmeldingen en zien die trend ook het afgelopen jaar doorzetten.

Misvattingen

Eric Bouwens is bestuurder van het Pro College, met vier scholen in de regio Nijmegen, en vicevoorzitter van de Sectorraad Praktijkonderwijs. Zijn leerlingen leren voor praktische beroepen in de logistiek, metaaltechniek, facilitaire dienstverlening of de horeca. Ze worden vakmensen, waar de samenleving om zit te springen, zegt hij. Zijn leerlingen kunnen doorstromen naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), maar ook rechtstreeks naar een baan. “Honderd procent werkgarantie. Wij helpen leerlingen bij het vinden van werk. Dat is het unieke van praktijkonderwijs.”

Bouwens betreurt de voorkeur van veel ouders voor theoretisch onderwijs. “Onze maatschappij is nog steeds doordrenkt met ‘hoe hoger, hoe beter’. Maar iemand die werkt in de techniek, verdient soms meer dan op een kantoor.” De misvattingen over praktijkonderwijs hebben grote invloed op leerlingen, zegt Bouwens. “Die hebben het gevoel dat ze er minder toe doen dan iemand die secretaresse is of accountant.”

Het aantal groepachters dat zich aanmeldt bij het Pro College daalde het afgelopen jaar met 20 procent, landelijk daalde het aantal aanmeldingen voor praktisch onderwijs met 15 procent. Toch groeit het aantal leerlingen: sinds vier jaar zijn er meer leerlingen die uit het theoretische onderwijs terugstromen naar praktijkonderwijs. Ze hebben spijt van hun keuze of kunnen niet aan de eisen voldoen.

“Het is een faal-ervaring voor die leerlingen. Ze zijn teleurgesteld, hebben motivatieproblemen en wij moeten ze weer op de rit krijgen”, zegt Bouwens, die dat “hartstikke zonde” noemt. “Ze hadden beter bij ons kunnen beginnen en dan positief aan hun loopbaan kunnen werken.”

Vakopleidingen zouden beter gewaardeerd moeten worden, vindt Jacco Vonhof, voorzitter van MKB-Nederland. “Het is in het maatschappelijk belang dat er meer praktisch geschoolde mensen komen.”

De onderwaardering begint al thuis, zegt hij. “Daar horen kinderen van hun ouders ‘je moet doen wat je leuk vindt, we houden van je, ook al word je vuilnisman’. Maar daarin schuilt eigenlijk ook een lage waardering voor het beroep vuilnisman. Zonder het te weten, geven we de verkeerde waarden mee. We moeten juist die beroepstrots weer meer naar voren brengen. Het is ook leuk werk en je krijgt ook een prima salaris, soms meer dan met een hbo-diploma.”

Passend adviseren

Ook de Stichting Platforms vmbo ziet dat veel leerlingen tussentijds overstappen van havo- naar vmbo-scholen. “We verwachten dat de grote hausse nog moet komen”, zegt voorzitter Arjen Daelmans, die ook schoolbestuurder is.

Ook hij denkt dat ouders geen goed beeld hebben van praktisch onderwijs. “Een veel te groot aantal ouders denkt nog steeds dat theoretisch onderwijs meer status heeft. Ze zien niet de kracht van het praktisch onderwijs.”

Daelmans en Bouwens pleiten daarom voor “passend adviseren”. Dat staat tegenover het huidige “kansrijk adviseren”, waarbij ouders regelmatig kiezen voor een hoger schooltype. “Dat kansrijk adviseren kan ook kansarm uitpakken”, zegt Daelmans. “Bij het huidige systeem zijn ouders veel meer geneigd een andere leerroute te kiezen. Ze zeggen dan: mijn kind kan tóch naar de havo.”